ECLI:NL:CRVB:2014:2043
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag tot realisering van geïndiceerde zorg voor niet-verzekerde vreemdeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. De appellant, een Palestijnse vreemdeling zonder verblijfsvergunning, had een aanvraag ingediend voor de realisering van geïndiceerde zorg op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het zorgkantoor had deze aanvraag afgewezen, omdat de appellant niet verzekerd was onder de AWBZ. De Raad oordeelde dat het koppelingsbeginsel van toepassing was, wat betekent dat de appellant geen recht had op de zorg die onder de AWBZ valt. De Raad verwees naar eerdere jurisprudentie en concludeerde dat de weigering van het zorgkantoor niet leidde tot een ongerechtvaardigde schending van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Raad stelde vast dat de normale ontwikkeling van het privéleven van de appellant niet onmogelijk werd gemaakt door de afwijzing van de zorgaanvraag. De appellant kan zich wenden tot zorgverlenende instellingen voor noodzakelijke zorg, en indien nodig de juiste procedures volgen om deze zorg te verkrijgen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.