ECLI:NL:CRVB:2014:2029
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.M. van Dun
- M. Greebe
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAZ-uitkering wegens beëindiging verzekering en niet onderbouwde arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 mei 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die een WAZ-uitkering aanvroeg. Appellant, werkzaam als tandarts, had eerder bij het Uwv verzocht om een uitkering vanaf 25 januari 2014, omdat zijn particuliere verzekering eindigde. Hij stelde dat hij begin 2005 arbeidsongeschikt was geworden. Het Uwv weigerde echter de uitkering, omdat de toegang tot de verzekering per 1 augustus 2004 was geëindigd en de arbeidsongeschiktheid pas in 2005 was ingetreden. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Rotterdam verklaarde zijn beroep ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere gronden, waarbij hij stelde dat er sprake was van een onzorgvuldig medisch onderzoek en dat zijn arbeidsongeschiktheid eerder dan 1 augustus 2004 was begonnen. Hij bracht nieuwe medische gegevens in, waaronder een brief van radioloog L.M. Kingma en radiologische verslagen. De Raad beoordeelde deze nieuwe gegevens, maar vond geen aanknopingspunten om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank. De Raad onderschreef de motivering van de rechtbank en concludeerde dat de medische grondslag van het bestreden besluit op een zorgvuldig onderzoek berustte.
De Raad oordeelde dat de ingebrachte medische stukken geen nieuwe relevante informatie bevatten die de eerdere bevindingen tegenspreken. De klachten van appellant waren door de verzekeringsartsen in 2004 en daarvoor onderkend, maar er was geen bewijs dat deze klachten eerder tot arbeidsongeschiktheid hadden geleid. De Raad besloot dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling.