In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van de directeur Centrum Mens en Luchtvaart en de Kroon tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De zaak betreft het strafontslag van een majoor in de krijgsmacht wegens wangedrag, specifiek het gebruik van softdrugs. De majoor was op 9 mei 2011 staande gehouden door de Koninklijke Marechaussee, waar hij bevestigde een joint te hebben gerookt. Na dit voorval werd hij geschorst en uiteindelijk ontslagen op basis van het Algemeen Militair Ambtenarenreglement (AMAR). De rechtbank had eerder de besluiten van de directeur en de Kroon vernietigd, maar de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak herzien.
De Raad oordeelde dat de directeur voldoende gronden had voor het ontslagvoornemen, gezien het strenge beleid binnen de krijgsmacht omtrent drugsgebruik. De Raad concludeerde dat de rechtbank niet het juiste toetsingskader had gehanteerd bij de beoordeling van de schorsing en het ontslag. De Raad stelde vast dat de majoor in uniform was ten tijde van het voorval en dat het beleid inzake drugsgebruik adequaat was bekendgemaakt. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, verklaarde het beroep tegen het schorsingsbesluit ongegrond en het beroep tegen het ontslagbesluit gegrond, maar liet de rechtsgevolgen van het ontslag in stand.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van ambtenaren om op de hoogte te zijn van het beleid en de gevolgen van hun handelen, vooral in een militaire context. De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het beleid rechtvaardigden, en dat de Kroon terecht had gehandeld door het ontslag te handhaven. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 5 juni 2014.