ECLI:NL:CRVB:2014:2017
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een bijstandsuitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege een schending van de inlichtingenverplichting door appellant. Appellant ontving sinds 19 juli 2010 bijstand, maar na een melding dat hij niet op het opgegeven adres woonde, heeft de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente Utrecht een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting had geschonden, wat resulteerde in de intrekking van zijn bijstandsuitkering en de terugvordering van € 12.554,64 over de periode van 19 juli 2010 tot 22 december 2011.
De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat het onderzoek van het college onzorgvuldig was. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat het onderzoek wel degelijk gericht was op de vraag of appellant in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. Appellant had in de periode in geding bijna al zijn bijstandsuitkering overgemaakt naar de bankrekening van zijn dochter, en zijn verklaring dat hij met € 10,- per maand kon leven, werd niet geloofwaardig geacht.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de gronden in hoger beroep niet slagen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 3 juni 2014, waarbij de Raad geen aanleiding zag voor een veroordeling in de proceskosten.