ECLI:NL:CRVB:2014:1986

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 juni 2014
Publicatiedatum
12 juni 2014
Zaaknummer
12-2917 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens gebrek aan procesbelang na toekenning bijzondere bijstand

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellanten tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had de beroepen van appellanten gegrond verklaard en de bestreden besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam vernietigd. Appellanten hadden bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van rechtsbijstand en griffierecht, maar het college had deze aanvragen afgewezen omdat de bijzondere bijstand achteraf was aangevraagd. De rechtbank oordeelde dat het college niet mocht tegenwerpen dat aanvragen voorafgaand aan de kosten moesten worden gedaan, omdat het college in de praktijk deze werkwijze had geaccepteerd. Na de uitspraak van de rechtbank heeft het college nieuwe besluiten genomen waarin het de bezwaren van appellanten gegrond verklaarde en alsnog bijzondere bijstand toekende. Appellanten gingen in hoger beroep, niet omdat ze ontevreden waren met de materiële uitkomst, maar omdat ze het niet eens waren met de gronden van de uitspraak. De Raad oordeelde dat het belang van de hoger beroepen niet meer aanwezig was, omdat het college volledig aan de bezwaren van appellanten tegemoet was gekomen. Hierdoor resteerde er geen voldoende procesbelang meer voor de hoger beroepen, die daarom niet-ontvankelijk werden verklaard. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/2917 WWB, 12/2918 WWB, 12/4132 WWB
Datum uitspraak: 10 juni 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 april 2012, 11/2933, 11/3768 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant 1] (appellant 1) en [Appellant 2] (appellant 2) te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. D. van der Wal, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft in beide beroepszaken een verweerschrift ingediend. Voorts heeft het college nieuwe besluiten van 11 mei 2012 en 15 augustus 2012 ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 april 2014. Appellanten zijn, met bericht, niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.J. Telting en mr. D. Ahmed.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in deze gedingen van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellanten hebben bijzondere bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) aangevraagd voor de eigen bijdragen in de kosten van rechtsbijstand en griffierecht die zij moesten betalen in een aantal juridische procedures. Bij besluit van 28 april 2011, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 24 juni 2011 (bestreden besluit 1), heeft het college de aanvraag van appellant 1 afgewezen. Bij besluit van 14 maart 2011, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 6 mei 2011 (bestreden besluit 2), heeft het college de aanvraag van appellant 2 afgewezen. Het college heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat in alle gevallen de bijzondere bijstand achteraf is aangevraagd. Dit had vooraf moeten gebeuren. Op het moment van de aanvragen om bijzondere bijstand waren de kosten al opgekomen omdat de toevoegingen al waren verstrekt of het griffierecht al in rekening was gebracht. Het college heeft erop gewezen dat geen bijstand met terugwerkende kracht wordt verleend.
2.
Bij de aangevallen uitspraak, voor zover van belang, heeft de rechtbank de beroepen van appellanten gegrond verklaard en de bestreden besluiten vernietigd. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat, in lijn met de uitspraak van de Raad van 15 mei 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BA6875, voor de vraag of een aanvraag om bijzondere bijstand achteraf is ingediend, bepalend is het tijdstip waarop de kosten zijn opgekomen en niet het tijdstip waarop de gemachtigde deze kosten bij zijn cliënten in rekening brengt. De rechtbank heeft de beroepen echter gegrond verklaard omdat met de door appellanten gegeven concrete voorbeelden uit de praktijk voldoende is onderbouwd dat het college in de uitvoering niet vasthield aan de eis van het doen van een aanvraag voorafgaand aan het opkomen van de kosten. De gemachtigde van appellanten heeft aangevoerd dat hij gewoonlijk de toevoegingen gedurende een bepaalde periode opspaarde en vervolgens, als bleek dat de betrokkene de eigen bijdrage niet kon betalen, hiervoor achteraf in één keer een aanvraag om bijzondere bijstand indiende. Uit de gegeven voorbeelden blijkt dat het college deze werkwijze, hoewel die eigenlijk in strijd was met de Werkvoorschriften WWB van het college, steeds heeft geaccepteerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college niet, zonder de gemachtigde voorafgaand te informeren, onverhoeds het doen van aanvragen achteraf mocht tegenwerpen. Daarom heeft de rechtbank het college opgedragen om nieuwe afzonderlijke besluiten op de bezwaren te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
3.
Bij de besluiten van 11 mei 2012 en 15 augustus 2012 heeft het college uitvoering aan de aangevallen uitspraak gegeven door de bezwaren van appellanten gegrond te verklaren en alsnog bijzondere bijstand toe te kennen voor de door hen gemaakte kosten.
4.
Appellanten hebben zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Daarbij is aangevoerd dat appellanten weliswaar blij zijn met de materiële uitkomst van de uitspraak, maar dat ze het niet eens zijn met de gronden waarop de uitspraak is gebaseerd. Volgens hen blijkt uit de vaste jurisprudentie van de Raad niet ondubbelzinnig op welk moment de kosten voor het griffierecht en de eigen bijdrage voor de kosten van rechtsbijstand in ieder geval zijn opgekomen. Er kunnen zich verschillende situaties voordoen waarin de kosten zijn opgekomen en de rechtbank is daarop ten onrechte niet nader ingegaan. Verzocht wordt om de aangevallen uitspraak te bevestigen met verbetering van gronden en het college te veroordelen in de kosten van het hoger beroep.
5.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
Het belang van de hoger beroepen is kennelijk gelegen in de wens om een principiële uitspraak te verkrijgen over de vraag op welk moment de kosten voor het griffierecht en de eigen bijdrage voor de kosten van rechtsbijstand zijn opgekomen. Het is vaste rechtspraak van de Raad, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 9 juni 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ0878, dat van voldoende (proces)belang slechts sprake is indien het resultaat, dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het instellen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Van de bestuursrechter kan in een geval waarin de uitkomst van het beroep niet in concreto tot een voor betrokkene gunstiger resultaat kan leiden, geen uitspraak worden gevraagd vanwege de principiële betekenis daarvan voor mogelijke toekomstige gevallen.
5.2.
Nu het college met de nieuwe besluiten op bezwaar van 11 mei 2012 en 15 augustus 2012 volledig aan de bezwaren van appellanten tegemoet is gekomen door aan hen alsnog de gevraagde bijzondere bijstand toe te kennen, resteert voor hen geen voldoende procesbelang meer.
5.3.
Dit betekent dat de hoger beroepen wegens het ontbreken van een procesbelang niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
6.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart de hoger beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen als voorzitter en J.F. Bandringa en
J.M.A. van der Kolk-Severijns als leden, in tegenwoordigheid van S.K. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2014.
(getekend) C. van Viegen
(getekend) S.K. Dekker

HD