ECLI:NL:CRVB:2014:1975

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 juni 2014
Publicatiedatum
12 juni 2014
Zaaknummer
13-3509 WUV-T
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de toekenning van een voorziening voor massagetherapie onder voorwaarden van BIG-registratie

In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 12 juni 2014, wordt het bestreden besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank beoordeeld. Appellant, erkend als vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv), had een aanvraag ingediend voor een voorziening voor massagetherapie. Deze aanvraag werd afgewezen op 29 maart 2013, en het bestreden besluit handhaafde deze afwijzing. De Raad oordeelt dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en niet op een deugdelijke motivering berust. Dit is vooral relevant gezien de instemming van de huisarts van appellant met de therapie en het feit dat er een BIG-geregistreerde verwijzer beschikbaar is.

De Raad stelt dat de afwijzing van de aanvraag niet alleen gebaseerd kan zijn op het ontbreken van een BIG-registratie van de massagetherapeute, vooral omdat de therapie kan worden uitgevoerd onder toezicht van een BIG-geregistreerde verwijzer. De Raad verwijst naar eerdere rechtspraak waarin is vastgesteld dat aan de toekenning van een voorziening voor alternatieve therapieën twee voorwaarden zijn verbonden: de therapie moet empirisch zijn getoetst en de behandelaar moet BIG-geregistreerd zijn, tenzij er toezicht is van een geregistreerde verwijzer.

De Raad concludeert dat verweerder niet heeft onderzocht of aan de voorwaarden voor toekenning van de voorziening kan worden voldaan, en draagt verweerder op om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de besluitvorming en de noodzaak om de belangen van de appellant in acht te nemen.

Uitspraak

13/3509 WUV-T
Datum uitspraak: 12 juni 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Tussenuitspraak in het geding tussen:
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 30 mei 2013, kenmerk BZ01610668 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 mei 2014. Appellant is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.

OVERWEGINGEN

1.
Appellant is erkend als vervolgde in de zin van de Wuv. Op 11 maart 2013 heeft hij verzocht om een voorziening voor massagetherapie in een praktijk voor natuurgeneeskunde. Deze aanvraag is bij besluit van 29 maart 2013 afgewezen. Dit besluit is na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit.
2.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
2.1.
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat de betrokken therapeute niet is geregistreerd in een register als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register). Hoewel volgens verweerder duidelijk is dat appellant baat heeft bij de behandeling, is het, zo stelt verweerder, absoluut noodzakelijk om eisen te stellen aan de kwalificaties van een behandelaar en om die te kunnen controleren.
2.2.
Naar uit eerdere rechtspraak van de Raad (bijvoorbeeld de uitspraak van 1 december 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BU7221) naar voren komt, wordt aan toekenning van een voorziening voor een alternatieve therapie een tweetal voorwaarden verbonden. In de eerste plaats moet de gunstige werking van de therapie in voldoende mate empirisch zijn getoetst. Anders gezegd: er moet sprake zijn van een zogenoemde “evidence based” therapie. In de tweede plaats wordt de eis van een BIG-registratie gesteld. De Raad heeft geoordeeld dat deze eis niet zo ver behoort te gaan dat zij ook van toepassing is op degene die op advies en onder (direct of indirect) toezicht van een BIG-geregistreerde verwijzer voor het uitvoeren van een therapie wordt ingeschakeld.
2.3.
De Raad begrijpt uit de stukken en uit hetgeen over en weer naar voren is gebracht dat verweerder in de eerstgenoemde voorwaarde in dit geval geen beletsel voor toekenning van de gevraagde voorziening ziet. Verweerder onderkent immers het gunstig effect van de therapie. Dat gunstige effect wordt onderstreept door een brief van de huisarts van appellant, waarin deze toelicht waarom de therapie een positieve invloed heeft op de causale (pijn)klachten van appellant.
2.4.
Het is de voorwaarde van een BIG-registratie die volgens verweerder aan toekenning van het gevraagde in de weg staat. Vaststaat dat de therapie niet wordt gegeven door een
BIG-geregistreerde behandelaar. Die enkele vaststelling vormt evenwel nog geen toereikende grondslag voor het weigeren van de gevraagde voorziening. Zoals gezegd onder 2.2 moet immers worden geacht aan de hier genoemde voorwaarde te zijn voldaan als de therapie wordt gegeven op advies en onder (direct of indirect) toezicht van een BIG-geregistreerde verwijzer. Noch uit het bestreden besluit, noch uit hetgeen namens verweerder bij de Raad naar voren is gebracht, komt naar voren dat verweerder heeft onderzocht of langs deze weg aan de toekenningsvoorwaarden is of kan worden voldaan. Het bestreden besluit is daarmee onvoldoende zorgvuldig voorbereid en het berust als gevolg daarvan niet op een deugdelijke motivering. Een en ander klemt te meer gezien de al genoemde, uitdrukkelijke instemming met de therapie van de huisarts van appellant: er is een BIG-geregistreerde verwijzer in beeld. Appellant heeft ter zitting van de Raad verklaard dat deze huisarts zich tot daadwerkelijk toezicht op de therapie bereid heeft getoond. Aangestipt wordt verder nog dat de betrokken massagetherapeute blijkens de door appellant aangedragen gegevens is aangesloten bij de beroepsvereniging VBAG voor beoefenaars van natuurlijke geneeswijzen, en dus kennelijk voldoet aan de door die vereniging gestelde eisen aan scholing en opleiding.
2.5.
De Raad ziet aanleiding verweerder op te dragen de onder 2.4 bedoelde gebreken te herstellen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep draagt verweerder op om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken in het bestreden besluit te herstellen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van
C.E.M. van Paddenburgh als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2014.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) C.E.M. van Paddenburgh

HD