ECLI:NL:CRVB:2014:1962
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand wegens onduidelijkheid over woon- en leefsituatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die zijn beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijstand ongegrond heeft verklaard. Appellant had op 7 november 2011 bijstand aangevraagd op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en opgegeven dat hij woonachtig was op een specifiek adres. Na een onderzoek door het Team Fraudebestrijding, dat onder andere een huisbezoek en getuigenverklaringen omvatte, concludeerde het college van burgemeester en wethouders van Tilburg dat appellant zijn hoofdverblijf niet op het opgegeven adres had. Dit leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag en de terugvordering van een eerder verstrekt voorschot.
De rechtbank bevestigde het besluit van het college, waarop appellant in hoger beroep ging. Hij voerde aan dat hij met bewijsstukken had aangetoond dat hij daadwerkelijk op het opgegeven adres woonde. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat er onduidelijkheid bestond over de woon- en leefsituatie van appellant. De Raad benadrukte dat het aan de aanvrager is om duidelijkheid te verschaffen over zijn woonadres en dat tegenstrijdigheden in de verklaringen van appellant en de bevindingen van het onderzoek niet konden worden weggenomen.
Uiteindelijk concludeerde de Raad dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij in de beoordelingsperiode op het opgegeven adres zijn hoofdverblijf had. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.