ECLI:NL:CRVB:2014:1926
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand in het kader van autohandel
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) in verband met autohandel. Appellanten ontvingen bijstand naar de norm voor gehuwden, maar na onderzoek door de gemeente Sittard-Geleen bleek dat appellant in 2009 en 2010 auto's op naam had staan die niet bekend waren bij de gemeente. Dit leidde tot een besluit van 4 juli 2011, waarin de bijstand over verschillende maanden werd ingetrokken en een terugvordering van € 6.405,36 werd opgelegd, evenals een maatregel van € 650,-. Het college van burgemeester en wethouders herzag dit besluit op 9 december 2011, waarbij de intrekking en terugvordering werden beperkt tot enkele maanden en het terug te vorderen bedrag werd verlaagd tot € 2.615,01 met een maatregel van € 270,-.
De rechtbank Maastricht verklaarde het beroep van appellanten tegen dit herziende besluit ongegrond, waarbij werd geoordeeld dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en terug te vorderen. De rechtbank oordeelde dat appellanten hun inlichtingenverplichting hadden geschonden door niet te melden dat appellant in de genoemde periode kentekens op zijn naam had staan, wat leidde tot de conclusie dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
In hoger beroep herhaalden appellanten hun gronden, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de rechtbank gemotiveerd op de gronden van appellanten was ingegaan en dat appellanten onvoldoende nieuwe argumenten hadden aangedragen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees het verzoek om schadevergoeding af, evenals de veroordeling in proceskosten.