ECLI:NL:CRVB:2014:1907
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. de Mooij
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Weigering van tegemoetkoming in verhuis- en inrichtingskosten op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, geboren op 22 oktober 1973, had op 31 januari 2011 een verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam om een verhuiskostenvergoeding op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De appellant ervaart problemen bij het traplopen naar zijn woning op de vierde etage. Het college heeft echter, na advies van een indicatieadviseur en medische gegevens, geconcludeerd dat er geen objectief aantoonbare beperkingen zijn die een verhuizing noodzakelijk maken. Het college heeft op 25 mei 2011 de aanvraag voor tegemoetkoming in verhuis- en inrichtingskosten geweigerd, omdat de beperkingen van de appellant niet langdurig noodzakelijk zijn voor het gebruik van de woning.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het advies van de indicatieadviseur zorgvuldig tot stand was gekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de appellant niet voldoende heeft aangetoond dat hij blijvend beperkt is in het traplopen en dat er geen verband is aangetoond tussen zijn psychische klachten en de huidige woning.
In hoger beroep heeft de Raad de argumenten van de appellant herhaaldelijk beoordeeld, maar geen nieuwe of andere gronden gevonden die de eerdere uitspraak zouden kunnen ondermijnen. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank volledig onderschreven en het hoger beroep verworpen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.