ECLI:NL:CRVB:2014:1892
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van woonplaatsbepaling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstand van appellante. Appellante ontving sinds 20 juli 2004 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De gemeente Amsterdam heeft een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening aan appellante, waarbij is vastgesteld dat zij niet haar hoofdverblijf had op het door haar opgegeven adres, maar op het adres van haar ex-vriend. Dit werd onderbouwd door verschillende feiten en getuigenverklaringen, waaronder het ontbreken van post en administratie op het opgegeven adres en waarnemingen van buurtbewoners. De gemeente heeft vervolgens de bijstand van appellante per 1 februari 2010 ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd. Appellante heeft hiertegen geen rechtsmiddelen aangewend. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen het besluit van de gemeente ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft de bevindingen van de gemeente en de rechtbank bevestigd, oordelend dat appellante in de beoordelingsperiode geen recht had op bijstand, omdat zij niet op het opgegeven adres woonde. De Raad heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het onderzoek en heeft het hoger beroep van appellante afgewezen.