ECLI:NL:CRVB:2014:1864
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.M. van Male
- W.H. Bel
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van tegemoetkoming in verhuiskosten op basis van Wmo
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag voor een tegemoetkoming in de verhuiskosten door ROGplus, het gemeenschappelijk orgaan voor maatschappelijke ondersteuning. Appellant, geboren in 1979 en lijdend aan de ziekte van Bechterew, had op 2 september 2010 een verzoek ingediend om een tegemoetkoming in de verhuiskosten, omdat hij zelfstandig wilde gaan wonen. ROGplus heeft de aanvraag op 12 oktober 2010 afgewezen, en dit besluit werd later in een bestreden besluit op 27 december 2010 bevestigd. De reden voor de afwijzing was dat de verhuizing als algemeen gebruikelijk werd beschouwd, aangezien appellant voor het eerst zelfstandig ging wonen vanuit zijn ouderlijk huis.
De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat ROGplus zorgvuldig onderzoek had gedaan naar de relevante omstandigheden. Appellant stelde echter dat zijn verhuizing medisch noodzakelijk was en dat hij gedwongen was om te verhuizen omdat ROGplus geen voorzieningen in de ouderlijke woning wilde treffen. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag in strijd met de wet was, omdat ROGplus geen rekening had gehouden met de individuele omstandigheden van appellant.
De Raad oordeelde dat de beslissing van ROGplus om de aanvraag te weigeren, gebaseerd op de verordening, niet voldeed aan de eisen van de Wmo, die vereist dat bij het bepalen van voorzieningen rekening wordt gehouden met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Tevens is ROGplus veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.948,- bedragen, en moet ROGplus het griffierecht van € 153,- vergoeden.