ECLI:NL:CRVB:2014:1861
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- B.M. van Dun
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering wegens gebrek aan verzekering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. Appellante had een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze aanvraag. Het Uwv stelde vast dat appellante niet onafgebroken ziek was geweest en de wachttijd van 104 weken niet had vervuld. De eerste arbeidsongeschiktheidsdag werd vastgesteld op 29 september 2010, maar op die datum was appellante niet verzekerd voor de Wet WIA. Het bezwaar van appellante tegen het besluit van het Uwv werd ongegrond verklaard.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het Uwv terecht de eerste dag van arbeidsongeschiktheid op 29 september 2010 had vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat appellante na een eerdere ziekmelding in 2007 niet meer bij de bedrijfsarts was geweest en geen contact had gehad met haar werkgever, wat haar stelling dat zij onafgebroken arbeidsongeschikt was, ondermijnde. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt, maar de Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om het oordeel van de rechtbank niet te volgen.
De Raad concludeerde dat appellante niet verzekerd was voor de Wet WIA op de vastgestelde datum van arbeidsongeschiktheid en dat haar argumenten niet voldoende waren onderbouwd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 23 mei 2014.