ECLI:NL:CRVB:2014:1833
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.J.T. van den Corput
- J.S. van der Kolk
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het pachtersvoordeel in het kader van de anticumulatieregeling van de WAZ
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. De zaak betreft de vraag of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht het pachtersvoordeel heeft meegenomen bij de vaststelling van het inkomen van appellant voor de toepassing van de anticumulatieregeling van artikel 58 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) over het jaar 2008. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv zich terecht op het standpunt had gesteld dat het pachtersvoordeel als inkomen uit arbeid moest worden aangemerkt, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van deze fiscale keuze af te wijken.
Appellant, bijgestaan door zijn belastingadviseur, heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald, maar de Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven. De Raad oordeelde dat het doorschuiven van het pachtersvoordeel, hoewel het niet uitsluitend een fiscale keuze van appellant was, nog steeds als een fiscale keuze moest worden beschouwd. De Raad heeft bevestigd dat er geen reden was om van de hoofdregel af te wijken, en dat het Uwv het pachtersvoordeel terecht had aangemerkt als inkomen uit arbeid.
De uitspraak van de Raad bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en benadrukt het belang van fiscale keuzes in het kader van de WAZ. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.