ECLI:NL:CRVB:2014:1794
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- B.M. van Dun
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering van een Wajong-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1990, op 27 april 2011 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze aanvraag op 30 mei 2011 afgewezen. Na het indienen van bezwaar heeft het Uwv een psychiater, Mutsaers, ingeschakeld om de situatie van appellante te beoordelen. Mutsaers concludeerde dat appellante op 17 augustus 2011 niet als jonggehandicapte kon worden aangemerkt, omdat zij in staat werd geacht om met haar beperkingen meer dan 75% van het wettelijk minimumloon te verdienen. Het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond op 9 februari 2012.
De rechtbank Groningen heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing op 16 mei 2012 ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig was uitgevoerd. Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat de rechtbank niet had erkend dat zij op de relevante datum niet beschikte over duurzaam benutbare mogelijkheden. Appellante voerde aan dat Mutsaers niet de juiste vragen had gesteld en overhandigde een rapport van GZ-psychologe L. Elenbaas ter ondersteuning van haar standpunt.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat er geen nieuwe gezichtspunten waren die de conclusie van het Uwv konden ondermijnen. De Raad oordeelde dat het rapport van Elenbaas geen aanleiding gaf om het standpunt van het Uwv te herzien. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.