ECLI:NL:CRVB:2014:1791
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.E. Bakker
- E.W. Akkerman
- B.J. van der Net
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na vertrek naar het buitenland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellant had bezwaar gemaakt tegen de weigering van zijn WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had in een besluit van 28 oktober 2010 het bezwaar ongegrond verklaard, omdat de appellant met ingang van 29 april 2010 geen recht op uitkering had. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij zij het medisch onderzoek zorgvuldig had geacht en geen aanknopingspunten vond om de beperkingen van de appellant onjuist te achten.
In hoger beroep heeft de gemachtigde van de appellant, mr. M. Jongeneel, aangevoerd dat de appellant zich meer beperkt voelt dan door het Uwv is aangenomen. Echter, de Raad heeft vastgesteld dat de appellant op 22 augustus 2012 met onbekende bestemming naar het buitenland is vertrokken, wat complicaties met zich meebracht voor de procedure. Tijdens de zitting op 11 april 2014 was de appellant niet verschenen, terwijl het Uwv zich liet vertegenwoordigen door mr. drs. J.C. van Beek.
De Raad heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een niet-ontvankelijk hoger beroep, omdat het hoger beroepschrift, hoewel summier, wel degelijk gronden bevatte. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en heeft geoordeeld dat de appellant zijn stelling dat hij meer beperkt is dan aangenomen, niet met nadere gegevens heeft onderbouwd. Daarom heeft de Raad de aangevallen uitspraak bevestigd en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.