ECLI:NL:CRVB:2014:1776
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake functiewaardering en inschaling van appellant in ambtenarenrechtelijke context
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 mei 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 7 maart 2012. De zaak betreft de functiewaardering en inschaling van appellant, die werkzaam was bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, thans het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. De Raad heeft eerder op 23 mei 2013 een tussenuitspraak gedaan, waarin de minister werd opgedragen om het bestreden besluit van 26 mei 2010 te voorzien van een nadere motivering. De minister heeft hierop gereageerd met een brief van 1 augustus 2013, maar appellant heeft zijn medewerking aan het onderzoek van het Expertisecentrum Organisatie en Personeel geweigerd.
De Raad heeft vastgesteld dat de minister aannemelijk heeft gemaakt dat het functioneren van appellant niet binnen het bereik van de functie in schaal 10 is gekomen. De werkzaamheden van appellant vielen voornamelijk onder de functie in schaal 9. De Raad heeft geconcludeerd dat de minister in voldoende mate het onderscheid heeft gemaakt tussen de functies en dat de inpassing van appellant in schaal 9 rechtmatig is. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het bestreden besluit van de minister gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.435,- aan kosten van rechtsbijstand en moet de minister het griffierecht van € 232,- vergoeden aan appellant.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke motivering van besluiten in het bestuursrecht en de rol van de rechter in het toetsen van deze motivering. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.