ECLI:NL:CRVB:2014:1774
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Inpassing in de functie in schaal 9 na hoger beroep tegen de Minister van Infrastructuur en Milieu
In deze zaak gaat het om de inpassing van appellant in de functie in schaal 9, na een hoger beroep tegen de Minister van Infrastructuur en Milieu. De Centrale Raad van Beroep heeft op 22 mei 2014 uitspraak gedaan in deze kwestie, die voortkwam uit een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 7 maart 2012. De Raad had eerder op 23 mei 2013 een tussenuitspraak gedaan, waarin de minister werd opgedragen om zijn besluit van 26 mei 2010 te heroverwegen en te voorzien van een nadere motivering. De minister heeft hierop gereageerd met een nieuwe motivering, waarop appellant zijn standpunt heeft toegelicht.
De Raad heeft vastgesteld dat de minister onderzoek heeft laten verrichten door het Expertisecentrum Organisatie en Personeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, om de werkzaamheden van appellant te inventariseren. Appellant weigerde echter medewerking aan dit onderzoek, wat de minister niet kan worden aangerekend. De Raad concludeert dat de minister aannemelijk heeft gemaakt dat de werkzaamheden van appellant voornamelijk binnen de functie in schaal 9 vallen, ondanks dat appellant over specialistische kennis beschikt.
De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het bestreden besluit van de minister, dat niet op een deugdelijke motivering berustte, ook vernietigd. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit blijven echter in stand. De minister is veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.435,- en moet het griffierecht van € 232,- vergoeden. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige motivering bij besluiten van de minister en de rol van de Raad in het waarborgen van rechtsbescherming voor ambtenaren.