In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van de WW-uitkering van appellant, die als beeldend kunstenaar werkzaam was. Appellant ontving sinds 2 november 2009 een WW-uitkering, maar heeft verzuimd om zijn werkzaamheden als kunstenaar tijdig te melden aan het Uwv. Dit leidde tot een herziening van zijn uitkering en een terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen. De Raad oordeelde dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door zijn werkzaamheden niet te melden, wat het Uwv verplichtte om de uitkering te herzien en terug te vorderen. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. Appellant voerde aan dat zijn werkzaamheden hobbymatig waren en dat hij het Uwv volledig had geïnformeerd, maar de Raad oordeelde dat de aard en omvang van zijn activiteiten niet als hobby konden worden gekwalificeerd. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat appellant niet had voldaan aan zijn meldingsplicht en dat de herziening en terugvordering van de WW-uitkering rechtmatig waren. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente afgewezen, maar het Uwv werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant in hoger beroep.