ECLI:NL:CRVB:2014:1765

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 mei 2014
Publicatiedatum
22 mei 2014
Zaaknummer
12-4567 WWB-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake bijzondere bijstand

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 mei 2014 uitspraak gedaan in het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van 17 december 2012. In die eerdere uitspraak werd het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellante heeft verzet aangetekend, waarbij zij werd bijgestaan door haar advocaat, mr. T. Neijzen. Het college van burgemeester en wethouders van Leiderdorp is niet verschenen tijdens de zitting op 27 mei 2013.

De Raad heeft het onderzoek heropend en appellante in de gelegenheid gesteld om nadere stukken in te dienen met betrekking tot haar aanvraag om bijzondere bijstand voor het griffierecht. Appellante heeft verschillende brieven ingediend, waarvan de laatste op 31 december 2013. Met instemming van beide partijen heeft de Raad besloten om een nadere zitting achterwege te laten en het onderzoek te sluiten.

In de uitspraak van 21 mei 2014 is vastgesteld dat in verzet is gebleken dat appellante niet in verzuim is geweest. De Raad heeft geoordeeld dat de eerdere uitspraak van 17 december 2012 vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van het verzet van appellante, begroot op € 243,50 voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 21 mei 2014
12/4567 WWB-V
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 4 juli 2012, 12/41 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
en
het college van burgemeester en wethouders van Leiderdorp (college)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 17 december 2012 heeft de Raad het hoger beroep van appellante tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 17 december 2012 heeft appellante verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 27 mei 2013. Appellante was aanwezig, bijgestaan door mr. T. Neijzen, advocaat. Het college is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
De Raad heeft het onderzoek heropend en (de gemachtigde van) appellante in de gelegenheid gesteld nadere stukken in te dienen met betrekking tot haar aanvraag om bijzondere bijstand voor het griffierecht. Bij enkele brieven, de laatste van 31 december 2013, heeft appellante stukken ingediend.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft hij het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 17 december 2012 berust op de overwegingen dat het voor het instellen van het hoger beroep verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
In verzet is gebleken dat appellante niet in verzuim is geweest.
Het verzet is gegrond.
Dit betekent dat de uitspraak van de Raad van 17 december 2012 vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Er bestaat aanleiding het college te veroordelen in de proceskosten van het verzet van appellante, begroot op € 243,50 voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het verzet gegrond;
- veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van [woonplaats] in de proceskosten
van het verzet van appellante tot een bedrag van € 243,50.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons als voorzitter en A.M. Overbeeke en
M.F. Wagner als leden, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2014.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven

TM