ECLI:NL:CRVB:2014:1739

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 mei 2014
Publicatiedatum
21 mei 2014
Zaaknummer
12-1905 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde aanvraag om uitkering op basis van de Wet WIA zonder nieuwe feiten of veranderde omstandigheden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 23 februari 2012, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had op 17 februari 2011 het bezwaar van appellant tegen een eerder besluit van 31 december 2010 ongegrond verklaard, omdat er volgens het Uwv geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een herbeoordeling rechtvaardigden. Appellant had in zijn aanvraag van 27 december 2010 en in de bezwaarfase geen nieuwe informatie aangedragen die zijn situatie zou kunnen veranderen.

De rechtbank oordeelde dat appellant ten onrechte geen nieuwe feiten of omstandigheden had gepresenteerd en dat zijn argumenten al eerder naar voren hadden kunnen worden gebracht in een bezwaarprocedure tegen een eerder besluit van 3 augustus 2010. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat het Uwv ten onrechte zijn bezwaar tegen het besluit van 3 augustus 2010 niet inhoudelijk had beoordeeld en dat de rechtbank dit had miskend.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de rechtbank het juiste toetsingskader had gehanteerd. De Raad concludeerde dat appellant bij zijn herhaalde aanvraag geen nieuwe feiten of omstandigheden had gepresenteerd die een andere uitkomst rechtvaardigden. De Raad wees erop dat de ontkenning van appellant dat hij zijn bezwaar had ingetrokken, niet kon leiden tot het gewenste resultaat. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 21 mei 2014.

Uitspraak

12/1905 WIA
Datum uitspraak: 21 mei 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van
23 februari 2012, 11/1209 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. D. Coskun, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 9 april 2014. Voor appellant is mr. Coskun verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.J. Reith.

OVERWEGINGEN

1.
Bij besluit van 17 februari 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 31 december 2010 ongegrond verklaard. Het Uwv achtte geen sprake van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond daarvan heeft het Uwv zich bevoegd geacht om met overeenkomstige toepassing van het tweede lid van artikel 4:6 van de Awb de aanvraag van appellant af te wijzen en voor de motivering van die beslissing te volstaan met verwijzing naar het besluit van 3 augustus 2010.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank was van oordeel dat, gelet op het bepaalde in artikel 4:6 van de Awb, appellant bij zijn aanvraag van 27 december 2010 alsmede in de bezwaarfase ten onrechte geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden heeft vermeld. Hetgeen appellant naar voren heeft gebracht, had volgens de rechtbank ook al in een bezwaarprocedure tegen het besluit van 3 augustus 2010 naar voren gebracht kunnen worden.
3.
In hoger beroep heeft appellant herhaald dat hem ten onrechte bij besluit van
3 augustus 2010 een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is geweigerd en het Uwv er ten onrechte vanuit is gegaan dat appellant het bezwaar tegen het besluit van 3 augustus 2010 heeft ingetrokken. Volgens appellant heeft het Uwv ten onrechte zijn bezwaar niet inhoudelijk beoordeeld en heeft de rechtbank dit miskend.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Vastgesteld wordt dat de rechtbank bij de toetsing van het bestreden besluit het juiste toetsingskader heeft gehanteerd. Voorts wordt met de rechtbank geoordeeld dat van de kant van appellant bij zijn herhaalde aanvraag van 27 december 2010 om een uitkering ingevolge de Wet WIA geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn gepresenteerd aan het Uwv. In dit verband wordt nog opgemerkt dat de ontkenning van appellant dat hij zijn bezwaar tegen het besluit van 3 augustus 2010 heeft ingetrokken in dit geding niet kan leiden tot hetgeen hij wil bereiken.
5.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6.
Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput als voorzitter en J.S. van der Kolk en
D.J. van der Vos als leden, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2014.
(getekend) J.J.T. van den Corput
(getekend) E. Heemsbergen

CVG