ECLI:NL:CRVB:2014:1726
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.J.T. van den Corput
- J.S. van der Kolk
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering na medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant, die als productiemedewerker werkzaam was en op 24 juni 2008 uitviel wegens lichamelijke klachten. Appellant verzocht om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Na een medisch onderzoek op 20 april 2010 door een verzekeringsarts, werd vastgesteld dat appellant beperkte medische klachten had, waaronder een hernia en verdenking op een meniscusletsel. De verzekeringsarts concludeerde dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de afwijzing van zijn WIA-aanvraag door het Uwv op 23 juni 2010.
Appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt. De rechtbank vernietigde het besluit van het Uwv, maar bevestigde de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat zijn psychische klachten niet goed waren beoordeeld. Hij stelde dat hij tijdens het onderzoek geen gelegenheid had gehad om zijn psychische klachten te uiten, wat leidde tot een onjuiste beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de eerdere medische beoordelingen zorgvuldig waren uitgevoerd en dat er geen aanwijzingen waren dat de psychische klachten van appellant niet waren erkend. De Raad concludeerde dat de FML, die de beperkingen van appellant vastlegde, correct was en dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch geschikt waren. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen, en de rechtbank uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.