ECLI:NL:CRVB:2014:1718
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van trajectvergoeding in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die bijstand ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had een aanvraag ingediend voor een trajectvergoeding van € 100,- in verband met haar vrijwilligerswerk. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had deze aanvraag afgewezen, omdat met ingang van 1 november 2011 vrijwilligerswerk niet meer in aanmerking kwam voor een trajectvergoeding. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
Appellante stelde in hoger beroep dat zij niet op de hoogte was van de noodzaak om een officiële aanvraag in te dienen, maar de Raad oordeelde dat zij eerder al een schriftelijke aanvraag had ingediend en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de regels rechtvaardigden. De Raad bevestigde dat volgens vaste rechtspraak geen bijzondere bijstand wordt verleend voor kosten die zijn opgekomen voor de datum van de aanvraag. Appellante had ook geen bewijs kunnen leveren dat zij eerder een aanvraag had ingediend dan in december 2011.
De Raad concludeerde dat appellante met de toegekende trajectvergoeding van € 100,- niet tekort was gedaan en dat de overige beroepsgronden, die betrekking hadden op de hoogte van de vergoeding, geen bespreking behoefden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.