ECLI:NL:CRVB:2014:1699
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- J.P.M. Zeijen
- M. Hillen
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege het vermoeden dat appellanten een gezamenlijke huishouding voeren. Appellante ontving vanaf 21 februari 2007 bijstand, laatstelijk naar de norm voor een alleenstaande ouder. Naar aanleiding van signalen heeft de sociale recherche van de gemeente Maastricht een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek omvatte dossieronderzoek, waarnemingen en een huisbezoek op 3 maart 2011. De bevindingen leidden tot de conclusie dat appellanten sinds 19 mei 2007 een gezamenlijke huishouding voerden, wat niet was gemeld aan het college. Hierdoor heeft het college de bijstand over een periode van bijna vier jaar ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd.
De rechtbank Maastricht verklaarde het beroep tegen het besluit van het college ongegrond. In hoger beroep hebben appellanten hun bezwaren tegen deze uitspraak herhaald. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het college terecht heeft gehandeld. De Raad oordeelde dat er voldoende grond was voor het huisbezoek en dat de informatie verkregen tijdens dit huisbezoek gebruikt mocht worden in de beoordeling van de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. De Raad bevestigde dat de appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat het huisbezoek onrechtmatig was of dat de medewerkers van de gemeente zich misdroegen.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 20 mei 2014, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.