Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van wettelijke rente af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Assen, waarin de appellant, die in dienst was van een werkgeefster, verzocht om overname van betalingsverplichtingen na het faillissement van de werkgeefster. De appellant was op 1 januari 2011 in dienst getreden, maar meldde zich op 7 februari 2011 ziek. Na zijn ziekmelding heeft hij geen werkzaamheden meer verricht voor de werkgeefster en is hij op 15 februari 2011 in dienst getreden bij een nieuwe werkgever. De werkgeefster werd op 21 oktober 2011 in staat van surseance verklaard en op 8 november 2011 failliet. De appellant diende op 17 november 2011 een verzoek in bij het Uwv voor overname van de betalingsverplichtingen van de werkgeefster. Het Uwv kende de appellant een faillissementsuitkering toe, maar verklaarde het bezwaar van de appellant tegen dit besluit ongegrond, omdat de appellant onvoldoende actie had ondernomen om zijn loonvordering te realiseren voordat de werkgeefster in betalingsonmacht verkeerde.
De rechtbank oordeelde dat de appellant niet tijdig en adequaat had gehandeld om zijn vordering te incasseren. In hoger beroep herhaalde de appellant dat hij alles had gedaan wat in zijn vermogen lag om de werkgeefster tot betaling te dwingen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellant onvoldoende adequate actie had ondernomen. De Raad benadrukte dat een werknemer geen recht heeft op een faillissementsuitkering als hij zijn loonvordering reeds had kunnen indienen voordat de werkgever in betalingsonmacht verkeerde. De Raad concludeerde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij voldoende actie had ondernomen en bevestigde de eerdere uitspraak, waarbij het verzoek om vergoeding van wettelijke rente werd afgewezen.