Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. De zaak betreft de herziening en terugvordering van een WAO-uitkering die onverschuldigd aan appellante was uitbetaald. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had op 22 maart 2011 besloten om de uitkering van appellante met ingang van 1 april 2008 te herzien en een bedrag van € 10.320,- terug te vorderen over de periode van 1 april 2008 tot 1 november 2010. De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarop appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat appellante relevante inkomsten uit arbeid had, die van invloed waren op haar WAO-uitkering. De Raad oordeelde dat appellante haar verplichtingen op grond van de WAO had geschonden door het Uwv niet van de benodigde informatie te voorzien. De Raad concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, ondanks de argumenten van appellante dat het Uwv haar niet had opgeroepen voor een herkeuring en dat dit in strijd was met het vertrouwensbeginsel.
De Raad benadrukte dat voor een beroep op het vertrouwensbeginsel of het rechtszekerheidsbeginsel er duidelijke toezeggingen van het Uwv nodig zijn, wat in dit geval niet was aangetoond. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat het hoger beroep niet slaagde. Er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.