ECLI:NL:CRVB:2014:1632
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Bbz-krediet wegens niet-levensvatbaarheid van het bedrijf
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Assen. De appellant, die een keukencentrum had geopend, had een aanvraag ingediend voor een Bbz-krediet ter ondersteuning van zijn bedrijf. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar, op basis van het advies van Van Winsen Consultancy, dat concludeerde dat het bedrijf niet levensvatbaar was. Na een faillissement van zijn eerste onderneming, had de appellant een nieuw bedrijf gestart en opnieuw een aanvraag ingediend voor een Bbz-krediet. Deze aanvraag werd ook afgewezen, omdat het college van mening was dat de nieuwe aanvraag niet wezenlijk verschilde van de eerdere aanvraag die was afgewezen.
De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de beoordeling van de levensvatbaarheid van een bedrijf afhankelijk is van de situatie ten tijde van het primaire besluit. Het college was gerechtigd om zich te baseren op het advies van het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (IMK), dat ook had geadviseerd om de aanvraag af te wijzen. De Raad oordeelde dat het advies van het IMK zorgvuldig was en dat de appellant niet voldoende objectieve gegevens had aangedragen om de conclusies van het IMK te weerleggen.
De Raad concludeerde dat het college de aanvraag op goede gronden had afgewezen en dat de rechtbank de eerdere uitspraak terecht ongegrond had verklaard. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat de appellant niet in staat was om aan zijn financiële verplichtingen te voldoen en dat zijn bedrijf niet levensvatbaar was.