ECLI:NL:CRVB:2014:1627
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.J. Schaap
- M.F. Wagner
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de indicatie voor huishoudelijke verzorging en de toepassing van de hardheidsclausule
In deze zaak gaat het om de indicatie voor huishoudelijke verzorging van appellant, die in de periode van 5 juli 2010 tot en met 4 oktober 2011 een persoonsgebonden budget ontving voor huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Appellant ontving drie uur en 45 minuten per week, waarvan drie uur voor zwaar huishoudelijk werk en 45 minuten voor wassen en strijken. Na een aanvraag voor verlenging van de indicatie heeft de indicatiesteller, R. Meijs, vastgesteld dat appellant alleen recht heeft op compensatie voor zwaar huishoudelijk werk. Het college van burgemeester en wethouders van Venlo heeft vervolgens besloten dat appellant recht heeft op drie uur hulp per week voor de periode van 5 oktober 2011 tot 4 oktober 2016.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat de indicatie-adviseur niet zijn gehele woning heeft bekeken en dat zijn uitzonderlijke woonsituatie niet voldoende is meegewogen. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalt appellant zijn bezwaren en stelt hij dat de indicatie niet in overeenstemming is met zijn werkelijke behoeften, gezien zijn medische situatie.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college de adviezen van de indicatiesteller voldoende zorgvuldig heeft behandeld en dat de indicatie voor zwaar huishoudelijk werk in overeenstemming is met de geldende beleidsregels. De Raad concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om van de normtijden af te wijken. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.