Uitspraak
OVERWEGINGEN
14 mei 2012 de aanvraag van betrokkene af te wijzen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Almelo. De zaak betreft de afwijzing van een bijstandsaanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Enschede, omdat betrokkene niet woonachtig zou zijn op het opgegeven adres. Betrokkene had zich op 20 februari 2012 gemeld voor bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en opgegeven dat hij op het adres [adres] in [woonplaats] woonde. De gemeente Enschede voerde een huisbezoek uit op 27 april 2012, waarbij geconstateerd werd dat de situatie niet overeenkwam met de door betrokkene geschetste situatie. De rechtbank oordeelde dat de gemeente onvoldoende had doorgevraagd naar de verschillen en dat de medische situatie van betrokkene, die leed aan een ernstige infectie, niet voldoende was meegewogen.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de gemeente niet voldoende had gemotiveerd waarom de aanvraag was afgewezen. De Raad benadrukte dat de aanvrager van bijstand de feiten en omstandigheden moet aannemelijk maken, maar dat het bijstandverlenend orgaan ook een onderzoeksplicht heeft om deze informatie te verifiëren. De Raad concludeerde dat de medische situatie van betrokkene en de details die hij over zijn woonsituatie had gegeven, voldoende waren om aan te nemen dat hij op het opgegeven adres woonde. De Raad heeft de gemeente veroordeeld in de proceskosten van betrokkene en het griffierecht vastgesteld.