ECLI:NL:CRVB:2014:159
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- R. Kooper
- B.J. van de Griend
- G.L.M.J. Stevens
- Rechtspraak.nl
Weigering van niet meetbare invaliditeitskosten op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 januari 2014 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellant en de Pensioen en Uitkeringsraad. De appellant, geboren in 1930 en erkend als vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv), had een verzoek ingediend om toekenning van een bedrag voor niet meetbare invaliditeitskosten (NMIK) op grond van artikel 21b van de Wuv. Dit verzoek werd afgewezen door de Pensioen en Uitkeringsraad, die stelde dat de appellant in de periode vóór 1 januari 1992 geen aanvraag om NMIK had ingediend. De Raad oordeelde dat het de bedoeling van de wetgever was dat aanvragen om NMIK die na deze datum werden ingediend, geen rechten zouden geven, zowel niet voor de toekomst als niet met terugwerkende kracht. De appellant had tot 12 mei 2009 gewacht om in actie te komen, wat volgens de Raad voor zijn rekening moest worden gelaten.
De Raad overwoog verder dat de appellant zich niet kon beroepen op verdragsrechtelijke discriminatieverboden, aangezien hij al vóór 1 januari 1992 een aanvraag had kunnen indienen. De Raad volgde de verweerder in zijn standpunt dat de financiële aanspraken jegens de overheid na een termijn van vijf jaren niet meer in rechte afdwingbaar zijn. De appellant had geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die aanleiding gaven om hieraan voorbij te gaan. De Raad concludeerde dat de weigering van de NMIK in rechte stand hield en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.