ECLI:NL:CRVB:2014:1558
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid en verlaging WAO-uitkering na medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar WAO-uitkering te verlagen naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. Appellante had eerder een uitkering ontvangen op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en meldde toegenomen arbeidsongeschiktheid per 26 november 2009. Na een herbeoordeling door een verzekeringsarts van het Uwv in januari 2012, werd vastgesteld dat haar medische toestand was verbeterd, wat leidde tot een verlaging van haar uitkering. Appellante betwistte deze beslissing en stelde dat er geen zorgvuldige medische beoordeling had plaatsgevonden, omdat de artsen van het Uwv geen inlichtingen hadden ingewonnen bij haar behandelaars. Ze voerde aan dat haar beperkingen voor het verrichten van arbeid niet correct waren ingeschat en dat de geselecteerde functies niet geschikt waren voor haar. De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van appellante ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het medische onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen op basis van de beschikbare medische gegevens juist waren. De Raad merkte op dat er geen aanleiding was om aanvullende informatie op te vragen bij de behandelend artsen, aangezien de bezwaarverzekeringsarts voldoende informatie had om de belastbaarheid van appellante te beoordelen. De Raad concludeerde dat de door het Uwv geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellante, ondanks haar klachten. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen en de beslissing van de rechtbank werd bevestigd.