In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstandsuitkeringen aan appellante, die sinds 1981 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een anonieme melding heeft de gemeente Alkmaar een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening aan appellante. Dit onderzoek onthulde dat appellante een bankrekening had met een positief saldo, die zij niet had gemeld, evenals ontvangen giften. De gemeente heeft daarop besluiten genomen om de bijstand van appellante over verschillende periodes in te trekken en terug te vorderen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt en hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door de bankrekening en de ontvangen giften niet te melden. De Raad oordeelt dat het college terecht de bijstand heeft herzien en dat de terugvordering van de bijstandsuitkeringen gerechtvaardigd is. Echter, de Raad heeft ook vastgesteld dat het college bij de oplegging van een maatregel een te hoog bedrag heeft vastgesteld. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door de maatregel te verlagen en het terug te vorderen bedrag vast te stellen.
De uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingenverplichting voor bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet naleven daarvan. De Raad heeft het college veroordeeld in de proceskosten van appellante en het griffierecht vergoed.