Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 10 augustus 2012 ongegrond;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.704,50.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1988, op 8 april 2010 een laattijdige aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering. Het Uwv heeft bij besluit van 1 september 2010 vastgesteld dat appellante in staat is om met werk meer dan 75% van het minimumloon te verdienen, waardoor zij niet in aanmerking komt voor de uitkering. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit werd op 21 december 2010 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak geoordeeld dat er geen aanknopingspunten zijn om appellante per 4 januari 2006 volledig arbeidsongeschikt te achten. Appellante heeft in hoger beroep haar eerdere gronden herhaald en betoogd dat de beperkingen die voortvloeien uit haar klachten ernstiger zijn dan door het Uwv is aangenomen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen tussen- en einduitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank over de medische grondslag van het bestreden besluit en de overwegingen die daartoe hebben geleid. De Raad concludeert dat het Uwv correct heeft gehandeld en dat appellante geen nieuwe medische stukken heeft ingebracht die aanleiding geven tot een ander oordeel. De Raad heeft vastgesteld dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) voldoende rekening houdt met de klachten van appellante en dat de geselecteerde functies, waaronder die van monteuse en naaister, passend zijn voor appellante. De Raad heeft het beroep tegen het besluit van 10 augustus 2012 ongegrond verklaard en het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.704,50.