Uitspraak
27 september 2012, 12/1645 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die zich op 5 december 2011 ziek had gemeld wegens rugklachten, ontving een Ziektewet (ZW) uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde deze uitkering per 23 januari 2012, na onderzoek door een verzekeringsarts die concludeerde dat appellant niet meer ongeschikt was voor zijn werk als kabeltrekker. Appellant ging in bezwaar, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond op basis van een rapport van de bezwaarverzekeringsarts. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts op verantwoorde wijze had geconcludeerd dat appellant voldoende hersteld was om zijn werk te hervatten. Appellant had in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens ingediend die de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts in twijfel trokken. De Raad oordeelde dat de eerdere oordelen van de rechtbank en het Uwv voldoende onderbouwd waren en dat er geen aanleiding was om van deze oordelen af te wijken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af.