Uitspraak
OVERWEGINGEN
Wajong-uitkering op grond van de Wet Amber. Het bezwaar van appellante is bij besluit van 5 januari 2011 niet-ontvankelijk verklaard.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond. Appellante, geboren op 14 april 1981, had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die eerder was afgewezen. De Raad heeft vastgesteld dat appellante in 2000 een aanvraag deed voor een Wajong-uitkering vanwege een huidaandoening en gewrichtsklachten, maar dat deze aanvraag in 2002 werd afgewezen omdat zij minder dan 25% arbeidsongeschikt werd geacht. In 2010 diende appellante opnieuw een aanvraag in, die werd opgevat als een verzoek om terug te komen van het eerdere besluit. Dit verzoek werd afgewezen omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die de eerdere beslissing konden rechtvaardigen.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat het rapport van psychiater R.W. Jessurun, dat door appellante was overgelegd, niet kon worden aangemerkt als nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak werd in het openbaar gedaan.