ECLI:NL:CRVB:2014:1503
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-verlenging van een tijdelijke aanstelling en het vertrouwensbeginsel in het ambtenarenrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. De appellant, die sinds 16 juni 2008 bij de gemeente Breda werkzaam was via een uitzendorganisatie, was per 1 juli 2009 aangesteld als adviseur C in tijdelijke dienst. De tijdelijke aanstelling eindigde op 31 december 2011, en de appellant verzocht om duidelijkheid over zijn rechtspositie. Het college van burgemeester en wethouders van Breda heeft in een brief van 18 mei 2011 laten weten dat er geen vaste aanstelling voor hem was. Hiertegen heeft de appellant bezwaar gemaakt, maar zijn bezwaren werden ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit I gegrond verklaard, maar het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant verschillende gronden aangevoerd, waaronder het beroep op het vertrouwensbeginsel. De Raad heeft geoordeeld dat er geen onvoorwaardelijke toezegging was gedaan door het college, en dat de appellant niet gerechtvaardigd kon vertrouwen op een vaste aanstelling. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd gesteld dat de tijdelijke aanstelling niet automatisch omgezet hoeft te worden in een vaste aanstelling, tenzij er een verplichting tot voortzetting bestaat.
De Raad heeft ook overwogen dat de bezuinigingsmaatregelen van het college een redelijke grond vormden voor het niet verlengen van de tijdelijke aanstelling. De appellant had geen recht op een vaste aanstelling, en de Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.