ECLI:NL:CRVB:2014:150
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.P.J. Goorden
- J.J.T. van den Corput
- L.J.A. Damen
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering van appellant na beoordeling van knie- en schouderklachten
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die als puntlasser werkzaam was. Appellant meldde zich ziek op 3 oktober 2011 vanwege toegenomen knieklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende appellant op 5 december 2011 een ZW-uitkering toe. Na een artroscopie aan de rechterknie op 4 november 2011, concludeerde de verzekeringsarts op 27 januari 2012 dat appellant per 3 februari 2012 weer geschikt was voor zijn werk. Het Uwv beëindigde de uitkering op basis van deze conclusie.
Appellant ging in beroep tegen het besluit van het Uwv, maar de rechtbank Maastricht verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank oordeelde dat er geen aanwijzingen waren dat het onderzoek van het Uwv onzorgvuldig was en dat de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts, dat appellant weer in staat was zijn arbeid te verrichten, overtuigend was gemotiveerd. Appellant herhaalde in hoger beroep zijn standpunt dat hij niet in staat was om te werken en dat het Uwv geen zorgvuldig onderzoek had verricht naar zijn belastbaarheid.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de argumenten van appellant in hoger beroep niet nieuw waren en dat het medisch dossier geen aanknopingspunten bood voor een ander oordeel. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellant per 3 februari 2012 weer in staat was zijn arbeid te verrichten en dat het hoger beroep niet slaagde.