ECLI:NL:CRVB:2014:1429
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 3 november 1999 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 15 november 2012. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht ongegrond verklaard. Dit besluit was genomen naar aanleiding van een melding dat appellant en zijn partner als samenwonenden waren aangemerkt. Hierop heeft een sociaal rechercheur een onderzoek ingesteld naar de woonsituatie van appellant, wat leidde tot de conclusie dat appellant niet zijn hoofdverblijf had op het uitkeringsadres. Het college heeft vervolgens de bijstand van appellant per 18 juni 2011 ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd, omdat appellant niet had voldaan aan zijn inlichtingenverplichting.
De rechtbank heeft in haar uitspraak de onderzoeksresultaten van het college als voldoende onderbouwd beschouwd. Appellant heeft in hoger beroep betoogd dat de verklaringen die hij had afgelegd onjuist waren weergegeven en dat de verklaringen van getuigen niet klopten. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn verklaringen onjuist waren. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De Raad wijst erop dat appellant gehouden was aan zijn eerder afgelegde verklaringen, die op ambtseed waren opgemaakt en door hem waren ondertekend. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is openbaar uitgesproken op 29 april 2014.