ECLI:NL:CRVB:2014:1425
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- F. Hoogendijk
- C.G. Kasdorp
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstandsuitkeringen en brutering van bedragen door het college
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellant ontving van 1 januari 2011 tot 1 juni 2011 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage heeft op 8 november 2011 de bijstand over de periode van 25 april 2011 tot en met 31 mei 2011 ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 1.023,24 netto teruggevorderd. Dit bedrag werd later verhoogd naar € 1.587,86 bruto, inclusief afgedragen loonbelasting en premies, omdat de appellant niet tijdig had betaald.
De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat het college ten onrechte het terugvorderingsbedrag heeft verhoogd. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat, ingevolge artikel 58, vierde lid, van de WWB, bij gebreke van tijdige betaling de vordering kan worden verhoogd met de op de terugvordering betrekking hebbende kosten. Het college heeft het beleid om na afloop van het belasting-/kalenderjaar bruto terug te vorderen, wat in deze zaak van toepassing was.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant de netto terugvordering over 2011 niet uiterlijk 31 december 2011 heeft betaald, waardoor het college niet meer kon verrekenen met de Belastingdienst. De Raad oordeelde dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat was om aan zijn betalingsverplichting te voldoen. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.