ECLI:NL:CRVB:2014:1422
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. de Mooij
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering en terugvordering door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
In deze zaak gaat het om de herziening van de studiefinanciering van appellant door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Appellant ontving vanaf november 2008 studiefinanciering op basis van de Wet studiefinanciering 2000, berekend naar de norm voor een uitwonende studerende. De Minister heeft echter vastgesteld dat appellant ten tijde van belang niet op zijn GBA-adres woonde, maar bij zijn nicht. Dit leidde tot een herziening van de studiefinanciering naar de norm voor een thuiswonende studerende en een terugvordering van te veel betaalde bedragen. De Minister legde ook een boete op van € 190,54.
De rechtbank Oost-Nederland heeft het beroep van appellant tegen het besluit van de Minister gegrond verklaard voor de periode van november 2008 tot en met december 2011, maar de herziening en terugvordering voor de periode januari tot en met maart 2012 in stand gehouden. Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, waarbij hij betoogde dat de rechtbank zijn verklaringen over zijn woonsituatie ten onrechte ongeloofwaardig had geacht.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat de bevindingen van het onderzoek naar de woonsituatie van appellant voldoende feitelijke grondslag bieden voor het standpunt van de Minister. De Raad concludeert dat appellant ten tijde van belang niet op zijn GBA-adres woonde en dat de herziening van de studiefinanciering en de opgelegde boete rechtmatig zijn. De beslissing van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.