ECLI:NL:CRVB:2014:1399
Centrale Raad van Beroep
- Tussenuitspraak bestuurlijke lus
- R.M. van Male
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over de verlaging van huishoudelijke hulp en de rol van de inwonende zoon in het huishouden
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 9 april 2014, wordt het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden behandeld. Appellante had eerder hulp bij het huishouden aangevraagd op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), maar het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel had de omvang van deze hulp verlaagd. De Raad oordeelt dat het standpunt van het college, dat van de inwonende zoon van appellante een bijdrage in het huishouden kan worden verwacht, onvoldoende is gemotiveerd. De Raad draagt het college op om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen.
De zaak betreft de toekenning van huishoudelijke hulp aan appellante, die tot en met 4 januari 2011 10 uur per week had ontvangen. Het college had deze hulp verlaagd naar 7 uur per week, waarbij het college stelde dat de zoon van appellante een bijdrage van 1,5 uur per week kon leveren. Appellante betwistte dit en voerde aan dat haar zoon geen bijdrage kon leveren en dat de maaltijdvoorziening niet geschikt was voor haar dieet.
De Raad concludeert dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met de medische situatie van de zoon en de dieetvoorschriften van appellante. De Raad oordeelt dat het college nader medisch advies moet inwinnen om te bepalen of en in hoeverre van de zoon een bijdrage in het huishouden kan worden verlangd. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van besluiten door het college en de noodzaak om medische adviezen serieus te nemen in het kader van de Wmo.