ECLI:NL:CRVB:2014:1391
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering bijstandsuitkering wegens schending inlichtingenverplichting en gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft appellant op 23 september 2011 bijstand aangevraagd op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Hij heeft als woonadres opgegeven [Adres A.] te [woonplaats] en heeft een huurcontract overgelegd dat op zijn naam en dat van [naam A.] staat. Het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage heeft appellant verzocht om aanvullende informatie, waaronder een huurcontract dat alleen op zijn naam staat en een verklaring over zijn levensonderhoud. Na een gesprek op 4 november 2011 heeft het college de aanvraag afgewezen, omdat appellant onvoldoende inzicht had gegeven in zijn woon-, leef- en financiële situatie en omdat hij samenwoont met [A.], wat betekent dat er sprake is van een voorliggende voorziening, namelijk een partnertoeslag op grond van de Wet studiefinanciering 2000.
De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag in eerste instantie vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, omdat appellant de inlichtingenverplichting had geschonden. Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak en betwistte dat hij de inlichtingenverplichting had geschonden. Hij stelde dat het college niet had verzocht om nadere informatie en dat de rechtbank ten onrechte de grondslag van het bestreden besluit had aangevuld.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat appellant niet heeft voldaan aan zijn inlichtingenverplichting. De Raad concludeerde dat appellant en [B.] in de beoordelingsperiode een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd, wat betekent dat appellant niet als zelfstandig subject van bijstand recht had op bijstand naar de norm voor een alleenstaande. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak, waarbij het hoger beroep van appellant niet slaagde.