ECLI:NL:CRVB:2014:1385
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van de Griend
- J.J.A. Kooijman
- W. van den Brink
- Rechtspraak.nl
Ontslag van ambtenaar wegens vermeende nalatigheid in re-integratieproces
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen het ontslag dat haar door de Minister van Defensie is verleend op basis van artikel 123a, eerste lid, aanhef en onder c, van het Burgerlijk Ambtenarenreglement Defensie (BARD). Appellante, werkzaam bij het ministerie van Defensie, had zich na een ziekteperiode opnieuw ziek gemeld en was herplaatsingskandidaat. De minister had haar meerdere keren opgeroepen om mee te werken aan haar re-integratie, maar appellante had hieraan geen gehoor gegeven, wat leidde tot het besluit tot ontslag.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het ontslag prematuur is. De Raad stelt vast dat appellante wel degelijk gehoor heeft gegeven aan een oproep van 8 april 2011 om op 16 mei 2011 opnieuw bij BMB te verschijnen voor een vervolg-DFOA. De Raad concludeert dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met het DFOA-traject en de medische situatie van appellante. De minister had moeten afwachten wat de uitkomsten van het DFOA zouden zijn voordat hij verderging met sancties en het ontslag.
De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van de minister, herroept het ontslagbesluit en beveelt de minister om de kosten van appellante in bezwaar, beroep en hoger beroep te vergoeden. De Raad benadrukt dat de minister moet onderzoeken of een traject leidend tot ziekteontslag geëigend is, gezien de aanhoudende ziekte van appellante.