ECLI:NL:CRVB:2014:1369
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van verzoek om maatschappelijke opvang op grond van de Wmo met betrekking tot de gezondheidstoestand van appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, een Bulgaarse burger zonder vaste woon- of verblijfplaats, had een aanvraag ingediend voor opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, omdat appellante niet voldeed aan de toegangscriteria voor opvang. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
De Raad heeft vastgesteld dat de medische informatie die door appellante was overgelegd, niet voldoende aantoont dat haar fysieke en psychische toestand substantieel zou worden bedreigd zonder opvang. Hoewel appellante leed aan een paniekstoornis met agorafobie en een depressieve stoornis, was er geen bewijs dat zij tot de kwetsbare personen behoorde die recht hebben op bescherming onder artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Raad benadrukte dat het recht op respect voor privéleven ook de fysieke en psychische integriteit omvat, maar dat de staat een ruime beoordelingsvrijheid heeft bij de toekenning van publieke middelen.
De Raad concludeerde dat de weigering van het college om appellante toe te laten tot de maatschappelijke opvang niet in strijd was met de belangen van appellante, aangezien zij feitelijk op een logeeradres was opgevangen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.