ECLI:NL:CRVB:2014:1364
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van persoonsgebonden budget (pgb) voor hulp bij het huishouden
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) dat aan betrokkene was toegekend voor hulp bij het huishouden. Het college van burgemeester en wethouders van Asten had op 6 december 2007 een pgb toegekend voor de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2010, maar in een later besluit van 23 september 2009 werd een bedrag van € 3.874,- teruggevorderd. Dit bedrag was eerder aan betrokkene betaald, maar het college stelde dat er geen recht op deze vergoeding bestond, omdat de vergoedingen voor loondoorbetaling bij ziekte niet waren goedgekeurd in de oorspronkelijke besluiten. De rechtbank 's-Hertogenbosch had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de intrekking en terugvordering van de loondoorbetaling bij ziekte niet op een publiekrechtelijke grondslag berustte, wat het college in hoger beroep aanvecht.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt vast dat er geen besluiten zijn die de vergoedingen voor loondoorbetaling bij ziekte rechtvaardigen. De Raad oordeelt dat de betrokkene niet heeft voldaan aan de verplichtingen om de besteding van het pgb te verantwoorden, en dat de intrekking en terugvordering van het pgb door het college terecht zijn. De Raad wijst erop dat de sociale recherche heeft vastgesteld dat de zorgovereenkomsten die door betrokkene zijn overgelegd ondeugdelijk zijn en dat er geen bewijs is dat de zorg daadwerkelijk is verleend. De Raad concludeert dat het college in redelijkheid heeft besloten om het pgb geheel terug te vorderen, en dat er geen aanleiding is voor een gedeeltelijke terugvordering of voor toepassing van de hardheidsclausule. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het college wordt veroordeeld tot betaling van griffierechten.