4.De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, in verbinding met artikel 2, tweede lid, van het Bbz 2004 kan algemene bijstand en bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal worden verleend aan de persoon die uit hoofde van werkloosheid een uitkering ontvangt en die een bedrijf begint dat levensvatbaar is.
4.2.Onder een levensvatbaar bedrijf wordt ingevolge artikel 1, aanhef en onder c, van het Bbz 2004 verstaan het bedrijf waaruit de zelfstandige naar verwachting na bijstandsverlening een inkomen zal verwerven dat, samen met het overige inkomen, toereikend is voor de voortzetting van het bedrijf en voor de voorziening in het bestaan. Dit betekent dat het inkomen toereikend dient te zijn om alle aflossingsverplichtingen te voldoen, dat voldoende middelen beschikbaar zijn om het bedrijf op peil te houden en dat voorts wordt voorzien in de kosten van het bestaan.
4.3.Voor de beoordeling van de levensvatbaarheid van een bedrijf is bepalend de situatie van het bedrijf ten tijde van het primaire besluit op de aanvraag. Met eventuele ontwikkelingen na dat tijdstip kan geen rekening worden gehouden. Dit betekent dat met de na het primaire besluit gewijzigde uitwerking van het bedrijfsplan, te weten: niet langer een schoonheidssalon aan huis maar een schoonheidssalon vanuit een bedrijfsruimte in Beverwijk, bij de beoordeling van de aanvraag geen rekening kan worden gehouden. Hetzelfde geldt voor de door appellante gestelde wijziging in de hoogte van de ten tijde van het primaire besluit bestaande privéschulden van appellante.
4.4.Het IMK heeft aan het advies van 15 november 2011 ten grondslag gelegd dat de ondernemerscapaciteiten in relatie tot de beoogde bedrijfsopzet nog onvoldoende zijn ontwikkeld, dat de concurrentie op het vlak van persoonlijke verzorging fors is te noemen, dat de concurrentiekracht van het bedrijf van appellante beperkt is en dat met de financiering van de aanschaf van behandelapparatuur een relatief forse verplichting zal worden aangegaan, waardoor vanaf de start vrijwel meteen een aanzienlijke omzet moet worden behaald. Gelet op de beoogde commerciële formule van appellante dient bovendien regelmatig te worden geïnvesteerd in hoogwaardige en geavanceerde apparatuur. De met dergelijke investeringen gemoeide verplichtingen zijn volgens het IMK veelal alleen voorbehouden aan de kapitaalkrachtige schoonheidsinstituten. Verder is volgens het IMK de financiële uitwerking van het ondernemingsplan matig en zijn de door appellante geraamde omzetten te optimistisch en niet haalbaar. Het IMK komt, mede op basis van een gebrek aan werkervaring bij appellante en bij de aanname dat het opbouwen van een klantenkring van een bepaalde omvang, bij ontbreken van een bestaande klantenkring, een langdurig proces is, tot een omzetprognose van € 15.000,- voor het eerste jaar, onderscheidenlijk € 22.500,- en € 30.000,- voor het tweede en derde jaar. Het op grond hiervan te verwachten bedrijfsresultaat in die jaren (onderscheidenlijk € 2.800,- negatief, € 2.000,- en € 7.100,-) zal volgens het IMK niet toereikend zijn om de privé-uitgaven te bekostigen en om aan de, mede door de bestaande schuldenproblematiek, relatief forse aflossingsverplichtingen te voldoen, waardoor sprake zal zijn van een oplopende kredietbehoefte.
4.5.Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige kan volgen indien de door deze deskundige gebezigde motivering hem overtuigend voorkomt. Deze situatie doet zich hier voor. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat het op 15 november 2011 door het IMK uitgebrachte advies zorgvuldig tot stand is gekomen. Het advies is inzichtelijk, consistent en overtuigend gemotiveerd en geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek. Daarbij wordt mede betekenis gehecht aan het aanvullend advies van het IMK van 19 maart 2012. In dat advies heeft het IMK de uitgebreide kritiek van appellante op het advies van 15 november 2011 voldoende weerlegd. In de omstandigheid dat het advies van het IMK afwijkt van de opvatting van een andere, door appellante geraadpleegde, deskundige is op zichzelf geen grond gelegen voor het oordeel dat de conclusie van het IMK over de levensvatbaarheid van het bedrijf van appellante niet deugdelijk is gemotiveerd.
4.6.Wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat appellante in het door haar ingediende ondernemingsplan uitsluitend melding heeft gemaakt van de werkervaring die zij als kapster heeft opgedaan. In de brieven van 31 januari 2012 en 24 april 2012 heeft appellante weliswaar alsnog gesteld dat zij twee jaar relevante praktijkervaring als schoonheidsspecialiste heeft opgedaan, tijdens haar opleiding aan het Bransus instituut in Rotterdam, maar die stelling heeft zij op geen enkele wijze onderbouwd. Met name ontbreekt een onderbouwing over relevante opgedane werkervaring in relatie tot de specialistische behandelapparatuur die appellante in het kader van het door haar te starten bedrijf wenst aan te schaffen. Verder is appellante er niet in geslaagd de bij het IMK bestaande twijfel aan het door haar gestelde omvangrijke potentiële klantenbestand, weg te nemen. Op grond van deze twijfel en het ontbreken van voldoende aantoonbare relevante werkervaring heeft het IMK geconcludeerd dat sprake is van al te optimistische omzetverwachtingen aan de zijde van appellante. Appellante heeft verder niet inzichtelijk gemaakt hoe zij, uitgaande van de door het IMK verwachte exploitatieresultaten, in staat zal zijn om haar privé-uitgaven te bekostigen en om aan de aflossingsverplichtingen te voldoen. De overige door appellante in de brieven van 31 januari 2012 en 24 april 2012 genoemde bezwaren leggen voorts onvoldoende gewicht in de schaal om te concluderen dat de in het advies van 15 november 2011 neergelegde conclusies van het IMK, zoals onder 4.4 weergegeven, onjuist zijn.
4.7.Uit 4.4 tot en met 4.6 vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.