ECLI:NL:CRVB:2014:1309
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J. Kraan
- J.J.A. Kooijman
- C.H. Bangma
- Rechtspraak.nl
Disciplinair ontslag van ambtenaar wegens plichtsverzuim door hennepteelt
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een ambtenaar die disciplinair ontslagen is vanwege plichtsverzuim. De appellant, werkzaam bij de Politieacademie, werd beschuldigd van het hebben van een hennepplantage in zijn woning. Dit werd aan het licht gebracht na een melding van een buurman in juni 2010. Na een intern onderzoek, dat resulteerde in rapportages van december 2010 en februari 2011, besloot het college van bestuur van de Politieacademie op 14 april 2011 tot disciplinair ontslag van de appellant, met ingang van 1 mei 2011. De appellant had in de periode van augustus 2003 tot maart 2004 een professionele hennepplantage gehad en had illegaal stroom afgetapt. Het college verklaarde het bezwaar van de appellant tegen dit besluit ongegrond op 28 september 2011.
De rechtbank Maastricht verklaarde het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond. In hoger beroep betoogde de appellant dat de disciplinaire straf onevenredig was, gezien het tijdsverloop tussen het plichtsverzuim en de bestraffing. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat het plichtsverzuim van de appellant, die een voorbeeldfunctie vervulde in de onderwijsomgeving, de zwaarste straf rechtvaardigde. De Raad wees erop dat het professioneel kweken van hennep een ernstige bedreiging vormt voor de integriteit van de politieorganisatie en dat de appellant, ondanks zijn eerdere goede functioneren, niet ontkwam aan de gevolgen van zijn handelen.
De Raad verwierp ook de beroepsgrond van de appellant dat het college in strijd met het gelijkheidsbeginsel had gehandeld door een andere docent met een minder zware straf te behandelen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. De uitspraak werd openbaar gedaan op 17 april 2014.