ECLI:NL:CRVB:2014:1288
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.M. van Male
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van zorgindicatie en medische adviezen in het kader van de AWBZ
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Middelburg, waarin de rechtbank het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard. Appellant, geboren in 1941, heeft een aanvraag ingediend voor een zorgindicatie op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Hij is geïndiceerd voor verschillende zorgfuncties, maar heeft bezwaar gemaakt tegen de lagere indicatie die door het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) is vastgesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende reden is om te twijfelen aan de juistheid van de indicatie van CIZ, en dat er voorliggende voorzieningen zijn die de zorgvraag van appellant kunnen dekken.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat CIZ te lichte beperkingen bij hem heeft aangenomen en dat de rechtbank ten onrechte de conclusies van CIZ heeft gevolgd. Appellant stelt dat zijn complexe gezinssituatie en zijn autistische gedrag onvoldoende zijn meegewogen in de beoordeling van zijn zorgbehoefte. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak heropend om aanvullende medische gegevens te verkrijgen, maar appellant heeft geen actuele gegevens ingediend die zijn standpunt onderbouwen.
De Raad heeft de medische adviezen van CIZ en de betrokken medisch adviseurs beoordeeld en komt tot de conclusie dat de indicatie van CIZ juist is. De Raad bevestigt dat de zorgindicatie van appellant in overeenstemming is met de geldende wet- en regelgeving en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de medische adviezen. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.