ECLI:NL:CRVB:2014:127
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.M. van Male
- S.K. Dekker
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake tegemoetkoming in kosten onderhoud op grond van de TOG 2000
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De zaak betreft de aanvraag van appellante voor een tegemoetkoming in de kosten van het onderhoud van haar kind [M.] op basis van de TOG 2000. De Raad heeft in een tussenuitspraak eerder geconstateerd dat de Sociale verzekeringsbank (Svb) niet voldoende had gemotiveerd waarom aan [M.] geen twee punten waren toegekend voor gedragsproblematiek. De Svb had een rapport ingezonden van de verzekeringsarts G.A.C.G. Durlinger, maar dit rapport voldeed niet aan de eisen, omdat het niet onderzocht had of er al eerder dan november 2009 sprake was van een toename van de gedragsstoornissen.
De Raad heeft vastgesteld dat, indien de aanvraag voor een cluster-4 indicatie eerder zou zijn gedaan, deze waarschijnlijk zou zijn goedgekeurd. Dit zou hebben geleid tot een toekenning van twee punten voor gedrag, wat het totaal op negen punten zou brengen. De Raad heeft zelf in de zaak voorzien en bepaald dat appellante met ingang van 1 januari 2009 recht heeft op een tegemoetkoming in de kosten van het onderhoud van [M.] op grond van de TOG 2000. Het verzoek van appellante om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn werd afgewezen, omdat de redelijke termijn niet was overschreden. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd voor zover deze betrekking had op de periode na 1 januari 2009 en het beroep gegrond verklaard. Tevens is bepaald dat de Svb het griffierecht aan appellante moet vergoeden.