ECLI:NL:CRVB:2014:1269

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 april 2014
Publicatiedatum
16 april 2014
Zaaknummer
12-3954 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om schadevergoeding en proceskostenvergoeding in hoger beroep tegen Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door de appellant, die eerder in een procedure bij de rechtbank Almelo een uitspraak had gekregen. De appellant had het hoger beroep ingetrokken, omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar op 10 december 2013 volledig tegemoet was gekomen aan de bezwaren van de appellant. Desondanks verzocht de appellant de Raad om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van schade in de vorm van wettelijke rente over de na te betalen uitkering en om vergoeding van de proceskosten.

De Raad heeft in zijn overwegingen de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besproken, met name artikel 8:73a en artikel 8:75a, die betrekking hebben op de vergoeding van schade en proceskosten bij intrekking van het beroep. De Raad oordeelde dat het verzoek van de appellant om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente terecht was en heeft dit verzoek toegewezen. Daarnaast heeft de Raad de proceskosten van de appellant vastgesteld op een totaalbedrag van € 2.191,50, bestaande uit kosten in beroep en hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.

De uitspraak benadrukt de mogelijkheid voor appellanten om schadevergoeding te verzoeken, zelfs wanneer het bestuursorgaan aan hun bezwaren tegemoetkomt. De Raad heeft de beslissing openbaar uitgesproken, waarbij de griffier K.R. van Renswoude aanwezig was. De uitspraak is een belangrijke bevestiging van de rechten van appellanten in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

Datum uitspraak: 16 april 2014
12/3954 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:73a en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 6 juni 2012, 11/1117 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

De Raad heeft op 13 november 2013 een tussenuitspraak gedaan, gepubliceerd onder ECLI:NL:CRVB:2013:2464.
Het Uwv heeft op 10 december 2013 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 29 januari 2014 heeft mr. M.J. Klinkert namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten en tot vergoeding van de wettelijke rente.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:73a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:73 van de Awb kan worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die de verzoeker lijdt.
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld.
Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet zijn deze bepalingen van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 10 december 2013 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad wijst het verzoek van appellant toe om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van schade in de vorm van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering. Voor de wijze waarop het Uwv de wettelijke rente dient te berekenen, verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 25 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958.
Nu het Uwv bij besluit van 10 december 2013 reeds heeft meegedeeld de in bezwaar gemaakte kosten te zullen vergoeden, staat de Raad alleen nog voor de beoordeling van de in beroep en hoger beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten worden begroot op € 974,- in beroep en op € 1.217,50 in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand, in totaal € 2.191,50.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de wettelijke rente als hiervoor aangegeven;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.191,50.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van
K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
16 april 2014.
(getekend) G.A.J. van den Hurk
(getekend) K.R. van Renswoude
JvC