ECLI:NL:CRVB:2014:1269
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek om schadevergoeding en proceskostenvergoeding in hoger beroep tegen Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door de appellant, die eerder in een procedure bij de rechtbank Almelo een uitspraak had gekregen. De appellant had het hoger beroep ingetrokken, omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar op 10 december 2013 volledig tegemoet was gekomen aan de bezwaren van de appellant. Desondanks verzocht de appellant de Raad om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van schade in de vorm van wettelijke rente over de na te betalen uitkering en om vergoeding van de proceskosten.
De Raad heeft in zijn overwegingen de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besproken, met name artikel 8:73a en artikel 8:75a, die betrekking hebben op de vergoeding van schade en proceskosten bij intrekking van het beroep. De Raad oordeelde dat het verzoek van de appellant om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente terecht was en heeft dit verzoek toegewezen. Daarnaast heeft de Raad de proceskosten van de appellant vastgesteld op een totaalbedrag van € 2.191,50, bestaande uit kosten in beroep en hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
De uitspraak benadrukt de mogelijkheid voor appellanten om schadevergoeding te verzoeken, zelfs wanneer het bestuursorgaan aan hun bezwaren tegemoetkomt. De Raad heeft de beslissing openbaar uitgesproken, waarbij de griffier K.R. van Renswoude aanwezig was. De uitspraak is een belangrijke bevestiging van de rechten van appellanten in bestuursrechtelijke procedures.