Uitspraak
14 maart 2012, 11/6770 (aangevallen uitspraak)
J. Henneveld.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de omvang van de noodzakelijke individuele begeleiding voor appellant, die lijdt aan een autistische stoornis. Appellant, geboren in 1984, ontvangt een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en woont zelfstandig. Hij heeft in september 2010 een universitaire studie wiskunde afgerond en richt zich sindsdien op promotieonderzoek, waarvoor hij echter weinig begeleiding ontvangt van de universiteit. Voor 1 januari 2010 was appellant geïndiceerd voor Ondersteunende Begeleiding, maar deze functie is vervangen door Begeleiding individueel (BI).
CIZ heeft op 26 mei 2011 besloten dat appellant voor de periode van 1 september 2010 tot 28 december 2015 recht heeft op BI klasse 2, wat neerkomt op 2-3.9 uur begeleiding per week. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat appellant, gezien zijn beperkingen, begeleiding behoeft, maar dat de indicatie van 3,25 uur zorg per week voldoende is. Appellant is het hier niet mee eens en stelt dat hij recht heeft op een hogere indicatie, namelijk klasse 3, en verwijst naar een standpunt van een psycholoog.
De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep geoordeeld dat CIZ zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat de zorgbehoefte van appellant correct is vastgesteld. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om de indicatie te verhogen, aangezien appellant geen medische gegevens heeft overgelegd die de onjuistheid van de indicatie kunnen aantonen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen reden voor een proceskostenveroordeling.